Over ons | Norbertijnen

Woordenlijst

Wat wordt er bedoeld met een Buitenheer? Wat is een Canonie? Wat is het verschil tussen de Eenvoudige Professie, de Plechtige Professie, de Grote Professie en de Eeuwige Professie? En: wie zitten er in de Raad van de Abt? Hieronder vindt u een lijst van tientallen woorden, uitdrukkingen en termen waarvan de betekenis wellicht niet altijd even helder is.

  • Een zelfstandig mannen- of vrouwenklooster dat behoort tot een van de oude monastieke orden (benedictijnen, cisterciënzers, kartuizers e.a.) of canonicale orden (b.v. norbertijnen) en bestuurd wordt door een abt of abdis. In de middeleeuwen vormde elke abdij een streng georganiseerde, gesloten en tot op grote hoogte zichzelf bedruipende eenheid, die naast het eigenlijke ommuurde abdijcomplex (met abdijkerk, kloostergang, kapittelzaal, slaapzaal, refter of eetzaal, bibliotheek, moestuinen, enz.) gewoonlijk nog beschikte over een uitgestrekt domein, dat voor de abdij werd beheerd. Als centra van godsdienst en cultuur zijn de abdijen van grote betekenis geweest.
  • Een prelaat die de abtszegening heeft ontvangen. De abt is de hoogste gezagsdrager in een abdij en de daarvan afhankelijke huizen. Hij is de laatst verantwoordelijke voor het geestelijke en materiële welzijn van de abdij en haar leden.
  • De hoogste overste binnen de gehele orde.
  • Zeereerwaarde Heer (Latijn: Admodum Reverendus Dominus).
  • Vierpuntig hoofddeksel van witte stof dat vroeger door de priester-norbertijnen werd gedragen.
  • Oude benaming voor wat tegenwoordig het Getijdenboek heet.
  • Norbertijn die individueel werkzaam is, bij voorbeeld in het parochiepastoraat, en niet in een van de gemeenschappen woont.
  • Gemeenschap van norbertijnen, waarvan de leden zich allen door kloostergeloften hebben gebonden aan eenzelfde kerk. Onze canonie omvat het convent van de abdij te Heeswijk, de gemeenschappen van de afhankelijke huizen (De Essenburgh en De Schans) en de buitenheren.
  • Een groep van verschillende abdijen en afhankelijke huizen, die (vroeger naar geografische ligging, maar tegenwoordig) naar taalgebeid bij elkaar horen. De Brabantse Circarie omvat de abdijen en priorijen in Nederland en Vlaanderen.
  • De laatste gebedsdienst van het dagelijkse Getijdengebed, de dagsluiting. De completen worden dus in de loop van de avond gezongen.
  • Een door de bevoegde kerkelijke autoriteiten goedgekeurd geheel van voorschriften waarin de doelstellingen, de leefwijze, de rechten en plichten van de religieuzen en de interne verhoudingen in een religieus instituut worden vastgelegd.
  • De groep inwonende kloosterlingen.
  • Bestuurscollege van vier door het Generaal Kapittel gekozen raadsleden -doorgaans abten- dat de abt-generaal bijstaat bij het besturen van de orde. Het Definitorium wordt gekozen voor de periode durend tót het eerstvolgende Generaal Kapittel en komt minstens eenmaal per jaar in vergadering bijeen.
  • Zie Professie.
  • Zie Professie.
  • Vrijstelling van onderwerping van een kloosterinstelling aan het gezag van de plaatselijke bisschop. Wel blijft de onderwerping van het hoogste kerkelijke gezag van de paus. Kloosterinstellingen die exemptie genieten worden orden of congregaties van pauselijk recht genoemd. Deze vrijstelling geldt enkel voor het interne bestuur, niet voor datgene wat betrekking heeft op de zielzorg, de uitoefening van de openbare eredienst en andere werken van apostolaat.
  • Zie Kloostergeloften.
  • De eenmaal in de zes jaar bijeengeroepen vergadering van alle abten, priores en afgevaardigden van de ordesgemeenschappen. Het Generaal Kapittel vertegenwoordigt het hoogste gezag in de orde.
  • Het boek met de dagelijkse liturgische getijden van metten tot completen, in de loop van het kerkelijk jaar of bij de viering van heiligen te verrichten. De vroegere benaming is: brevier.
  • Ook wel koorgebed: benaming voor het geheel van de dagelijkse gebedsdiensten van de Kerk, bedoeld om de dag doorlopend te heiligen. In onze gemeenschap omvat dit de metten, Lauden en de vespers. Samen met de dagelijkse viering van de Eucharistie vormt het getijdengebed het hart van het gemeenschapsleven.
  • Zie Professie.
  • Kloosterkleed, voor de norbertijnen bestaande uit een witte toga, een scapulier (schouderkleed), een singel (ceintuur, stoffen band rondom het middel) en het pelerine (een schoudermanteltje, meestal kapje genoemd), alle van dezelfde kleur.
  • Ritueel dat de intrede in het noviciaat bepaalt door het aannemen van het kloosterkleed. Dit ritueel vindt plaats in de Kapittelzaal. Nadat de abt de postulant heeft ondervraagd over zijn voornemen, bekleedt hij de kandidaat met het witte habijt. De novice kan op eigen verzoek bij de inkleding een nieuwe naam aannemen, de kloosternaam.
  • Kloosterling die de tijdelijke kloostergeloften heeft uitgesproken.
  • Algemeen: koorheer die een leefregel (canon) volgt. Seculier kanunnik: lid van een college (kapittel) dat in de kathedrale of collegiale kerk het koorgebed verricht en administratieve taken verricht die aan dit college zijn toevertrouwd. Regulier kanunnik: geestelijken die de drie kloostergeloften afleggen en in gemeenschap leven volgens de Regel van Augustinus. Zij zijn gegroepeerd in verschillende orden en congregaties. De premonstratenzers of norbertijnen vormen een dergelijke orde.
  • Zie Professie.
  • Afgeleid van het Latijnse claustrum = afgesloten ruimte. Gebouw, meestal complex van gebouwen, dienend tot verblijfplaats van kloosterlingen (mannen en/of vrouwen die lid zijn van een religieuze orde of congregatie. De indeling is in het algemeen gelijk aan die van de abdij; de gebouwen liggen dan gegroepeerd rond een kloosterhof, een veelal rechthoekig terrein aan drie zijden omgeven door een kloostergang.
  • Publieke geloften aan God gedaan, waardoor een christen zich verbindt de evangelische raden van celibaat, gehoorzaamheid en armoede te onderhouden, en waardoor hij of zij in de Kerk het juridisch statuut krijgt van religieus. In de norbertijnen orde worden de geloften afgelegd tegenover een concrete kerkgemeenschap. De geloften kunnen tijdelijk zijn of voor het leven (zie Professie).
  • Zie Getijdengebed.
  • Tweede gebedsdienst van het dagelijkse Getijdengebed, de lofzang op de nieuwe dag. De lauden worden aan het begin van de dag gezongen.
  • Vormingsverantwoordelijke voor de novicen en junioren.
  • Vroegere benaming voor wat tegenwoordig de Lezingendienst heet, de eerste gebedsdienst van het dagelijkse Getijdengebed. De metten worden in de nacht (bij sommige monnikenkloosters) of in de vroege ochtend gebeden.
  • Een vormingstijd van (in onze orde) twee jaar voor hen die in het klooster zijn ingetreden. Na deze vormingstijd kunnen novicen zich door de geloften aan de gemeenschap verbinden (eerst tijdelijk, later voor het leven, zie Professie).
  • Afkorting van: Ordinis Praemonstratensis, van de Orde van Prémontré. Deze afkorting wordt geschreven áchter de naam van iemand die Premonstratenzer is (dat is hetzelfde als Norbertijn): b.v. Norbert Jansen o.praem.
  • Participanten (van onze abdij of van een van onze andere gemeenschappen) zijn mannen en vrouwen die zich nauw verwant voelen met de spiritualiteit, de leefwijze en het werk van de norbertijnen en hieraan op passende wijze deelnemen.
  • Kloosterkleed van monniken.
  • Zie Professie.
  • De proeftijd die kloosterkandidaten moeten doormaken vóór de intrede in het noviciaat. In die periode wordt de kandidaat postulant genoemd.
  • Titel voor de hoogste gezagsdrager in een abdij of een zelfstandige priorij, of elk ander kerkelijk rechtsgebied.
  • Andere naam voor norbertijnen, zo genoemd naar de plaats in Noord-Frankrijk waar Norbertus zijn orde stichtte: Prémontré.
  • Huis- of plaatselijke overste, in een abdij tevens naaste medewerker van de abt en diens vervanger.
  • Zelfstandig of afhankelijk religieus huis dat onder de leiding staat van een prior.
  • Het publiekelijk uitspreken van de kloostergeloften (Latijn: professio: gelofte). Tijdelijke Professie (ook Kleine Professie genoemd): het zich voor een bepaalde periode verbinden aan de geloftes. In onze orde is die periode drie jaar. Eeuwige Professie (ook Plechtige Professie of Grote Professie genoemd): het zich voor het leven verbinden aan de geloftes. Nadere uitleg: Strikt genomen staat “Plechtig” tegenover “Eenvoudig”. Een Tijdelijke Professie is altijd Eenvoudig. Een Eeuwige Professie kan Eenvoudig zijn of Plechtig. In de oude ordes van vóór Trente, dus ook in onze orde van Norbertijnen, is een Eeuwige Professie altijd Plechtig. Een verschil t.o.v. een Eenvoudige Professie is bv dat het bezit van een Plechtig geprofeste niet diens eigendom is.
  • Klooster waarvan de overste de titel proost voert. Bij de norbertinessen: woning of woongedeelte van de proost.
  • Mannelijk begeleider, priester bij een norbertinessenklooster, doorgaans inwonend.
  • Econoom, kloosterling belast met het beheer van de materiële goederen van het klooster.
  • Adviesraad van de abt bestaande uit een aantal door de abt benoemde leden en even zo velen gekozen leden. De Raad staat de abt bij in het besturen van de abdij of canonie. In onze canonie vormen de abt en zijn Raad samen het Algemeen Bestuur van de Canonie van Berne.
  • Eerwaarde Heer (Latijn: Reverendus Dominus).
  • Afgeleid van het Latijnse refectorium: eetzaal.
  • Kloosterregel, het geheel van inspirerende voorschriften voor de leden van een kloosterorde. De norbertijnen leven naar de Regel van Augustinus.
  • Periode van afzondering, meestal enkele dagen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan gebed en meditatie.
  • Assistent van de magister, de vormingsverantwoordelijke voor de novicen en junioren.
  • Principe in monastieke en canonicale orden met zelfstandige huizen waarbij de juridische band van de geprofeste met het klooster waar hij/zij professie heeft gedaan voor de levensduur geldt.
  • Ook: stool: deel van het liturgisch gewaad, een lange bandstrook, door de priester gedragen om de hals en de schouders bij het verrichten van een aantal geestelijke bedieningen. Een diaken draagt een gekruiste stola over de linkerschouder.
  • Zie Professie.
  • De laatste of een na laatste (als er ook nog completen zijn, de dagsluiting) gebedsdienst van het dagelijkse Getijdengebed, het avondgebed. De vespers worden aan het begin van de avond gezongen.
Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrief