Door: Administrator Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Jesaja 9,1-3.5-6; Titus 2,11-14; Lucas 2,1-14
Lucas zet ons in de eerste twee hoofdstukken van zijn evangelie op het grensvlak zet tussen het Oude en het Nieuwe Verbond. Het is zorgvuldig gecomponeerd als een dubbel tweeluik van verhalen die Johannes de Doper en Jezus van Nazaret ónlosmakelijk met elkaar verbinden. Johannes, als laatste en grootste onder de profeten van het Oude Verbond, en Jezus, de belichaming van het Nieuwe Verbond. Jezus wordt hiermee dus onmiskenbaar geplaatst in de traditie van de profeten.
Het eerste tweeluik begínt met een verhaal over Johannes, met de aankondiging van zijn geboorte. Zacharias krijgt – zoals we weten – van de engel Gabriël te horen dat zijn vrouw Elisabeth hem een zoon zal schenken die hij Johannes moet noemen. Dan neemt het verhaal een sprong in plaats en tijd. We bevinden ons ineens héél ergens anders, in het afgelegen Galilea, in een onbeduidend dorpje Nazaret, ver weg van het voorname Jeruzalem. Diezelfde engel Gabriël nu bezoekt Maria met een soortgelijke boodschap: dat zij een zoon ter wereld zal brengen, Jezus, die “Zoon van God” zal worden genoemd. Twee aankondigingen dus, vlak na elkaar, met veel overeenkomsten, maar ook contrasten: De omgeving rondom Johannes is vanuit menselijk perspectief gezien voornaam: een priesterlijke familie, en de aankondiging van zijn geboorte vindt plaats in het heiligdom van de Heer, in de tempel. Jezus’ familie daarentegen komt uit een onbekend dorp in het minderwaardig geachte, half heidense Galilea. Niks geen heiligdom, niks geen opzienbarende taferelen bij de tempel. Alleen een jonge vrouw, Maria, die in de beslotenheid in volledige overgave aan God zich bereid verklaart het onmogelijke aan haar te laten gebeuren.
Het tweede deel van het dubbele tweeluik verhaalt vervolgens over hun gebóórten: eerst die van Johannes en meteen daarna – we hoorden het zojuist – die van Jezus. En opnieuw is daar dat contrast: Jezus wordt geboren onder armelijke omstandigheden, in een stal, tussen de beesten. In de herberg was immers géén plaats voor hen… Misschien wil dit alles ons wijzen op de verrassende manier waarop God naar onze wereld kijkt: wie klein is in de ogen van de wereld, kan imméns groot en belangrijk zijn in de ogen van God.
Zo openbaart God zich in deze Kerstnacht in een arm en kwetsbaar Kind. In eerste instantie niet in het openbaar aan belangrijke figuren, aan religieuze leiders en hoogwaardigheidsbekleders, maar aan eenvoudige herders in het vrije veld, in besloten kring. Niet in een comfortabele herberg maar in een stál, rustend in een kribbe, in een voederbak voor de beesten.
Ondanks deze moeilijke omstandigheden een vertederend tafereel. Ja. Maar achter deze romantiek gaat veel schuil. Nogmaals: de herders in het veld, hele eenvoudige, gewone mensen, mochten als éérste getuigen zijn van het pasgeboren Kerstkind. Een kwetsbaar, pasgeboren Kindje. Zou dit voor ons misschien een teken kunnen zijn dat God zich ook vandaag vooral laat kennen in kwetsbare, gewone mensen?
Hij, Jezus, komt heel bescheiden, maar als een waar Godsgeschenk, onder ons wonen. Hij zal een Licht zijn in de duisternis. Voor zijn eigen volk, toén, dat zwaar te lijden had onder de bezetting van de hardvochtige Romeinen. Maar ook een Licht voor óns, nu in déze tijd. Want wees eerlijk: heeft ook de wereld van vandaag niet intens behoefte aan licht, aan warmte, verbondenheid en nabijheid? Het is niet voor niets – en het is ook heel góed – dat mensen van over de hele wereld elkaar dezer dagen opzoeken om samen te zijn, als familie en vrienden. Om samen te zijn aan een feestelijk Kerstdiner en hopelijk ook samen te zijn met gezang en gebed in de kerk, zoals wij nú. Soms is er rond Kerstmis sprake van gevechtspauzes in oorlogsgebieden… Hoewel dit natuurlijk mooi is, heb ik er eerlijk gezegd ook altijd dubbele gevoelens bij. Want waarom moeten de wapens dan ná Kerstmis weer in alle hevigheid ter hand worden genomen? Is Jezus’ Boodschap van vrede op aarde dan gebonden aan die paar feestdagen alléén? Nee toch?
Laten we toch altijd blíjven hopen en bidden dat de droom van vrede op aarde ééns bewaarheid mag worden. Dat er vrede mag komen in de Oekraïne, in Israël en Gaza, in Libanon en Syrië, en op zóveel andere plaatsen op aarde waar mensen lijden onder oorlogsgeweld.
Als wij zeggen dat Jezus Licht is komen brengen in de duisternis, dan dienen wij als zijn volgelingen óók licht te brengen in de soms duistere wereld van vandaag. Ieder op zijn eigen wijze in zijn eigen omgeving: in het klein of in het groot. Voor ons, norbertijnen van de Abdij van Berne, staat deze opdracht beknopt verwoord in onze wapenspreuk: “Berna uit Lucerna, Berne als een Licht”. Maar: wij hoeven en kunnen dit niet alléén. Wij weten ons gedragen door de velen die in en rondom de abdij samen met ons gemeenschap vormen. En daar hoort ook u bij! En ruimer nog: wij staan als christenen wereldwijd gezámenlijk voor die éne missie: het uitdragen Christus’ Licht in de wereld van vandaag.
Ik wens u allen, mede namens mijn medebroeders, een Zalig Kerstmis!
Amen.