Zondag 5 mei 2024

Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Hand. 10,25,26.34-35.44-48; 1 Johannes 4,7-10; Johannes 15,9-17

Zoals bekend, geven de Handelingen ons een inkijkje in het reilen en zeilen in de Vroege Kerk. Het is het tweede boek van Lucas dat aansluit op diens Evangelie. Jezus’ Hemelvaart fungeert als het ware als scharnier: hiermee eindigt het Evangelie en beginnen de Handelingen.

In de passage van de Eerste Lezing die we zo-even hoorden zijn we getuigen van een belangrijke wending in antwoord op de vraag die toen speelde, namelijk voor wie Jezus’ Boodschap nu eigenlijk bedoeld is. Beperkt de Blijde Boodschap zich tot een beperkte groep, voor Jezus’ geloofsgenoten, de Joden, of niet?

Als we nu eerst eens even stilstaan bij Jezus’ Boodschap, dan is er eigenlijk geen excuus om die niét te begrijpen. Immers, Jezus spreekt duidelijke taal dát we moeten liefhebben en ook hóe we moeten liefhebben. Namelijk op de manier zoals Hij óns heeft liefgehad. We lezen hierover in álle vier de evangeliën. Zoals God de Vader zijn Zoon heeft liefgehad, zo heeft Jezus óns liefgehad, en zó verlangt Jezus ook van óns hoe wij elkaar dienen lief te hebben. En hoe? Door zijn geboden te onderhouden. En let op: Jezus zegt niet ‘ik zou het fijn vinden als jullie mijn geboden onderhouden’ maar: ‘dit is mijn gebód, dat gij elkaar liefhebt’. Geen vrijblijvende maar een dríngende uitnodiging dus, die tegelijkertijd niet is als een ‘je móet en je zúlt!’ want ieder van ons is uitéindelijk vrij om ja te zeggen of niet.

Als we heel letterlijk proberen te beantwoorden aan het gebod om elkaar lief te hebben zoals Jezus óns heeft liefgehad, dan voelen we ons welbeschouwd al snel overvraagd. Immers, Jezus heeft uit liefde zijn léven voor ons gegeven. Zou Hij dat dan ook van óns mogen verlangen? Hij zegt immers ook: ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden…’ Kennen wij voorbeelden van mensen die hiertoe in staat zijn geweest?

Welnu, vandaag vieren we 79 jaar Bevrijding. Uit de oorlogsjaren kennen we inderdaad voorbeelden van mensen die radicaal hun leven hebben gegeven voor anderen. Denk aan Maximiliaan Kolbe, die zich in Auschwitz aanbood als plaatsvervanger voor een vader van twee kinderen, om in zijn plaats te sterven… Denk aan de vele verzetshelden die met gevaar voor of verlies van eigen leven onderduikers het leven hebben gered… Maar ook in déze tijd zien we voorbeelden. Denk aan hen die vandaag de dág strijden voor vrede en gerechtigheid in dictaturen zoals Rusland. Ook zij leggen hun leven in de waagschaal uit liefde voor anderen. Navalny – en hij niet alléén – hebben dat met de dood moeten bekopen.

Dit zijn natuurlijk extreme voorbeelden in extreme omstandigheden. Maar misschien mogen we het gebod tot liefhebben in minder extreme omstandigheden wat minder radicaal opvatten. Denk aan mantelzorgers die een groot deel van hun leven toewijden aan de zorg voor een ander, aan een zieke partner of welke hulpbehoevende dan ook. Maar welke voorbeelden we ook voor ogen houden: Jezus’ gebod om lief te hebben zoals Hij óns heeft liefgehad is best lastig om aan te gehoorzamen, maar het is niét onhaalbaar: we zien immers voldoende prijzenswaardige voorbeelden om ons heen.

Eerder zei ik dat in de passage van de Handelingen die wij zojuist hebben gelezen sprake is van een belangrijke wending in antwoord op de vraag die in de Vroege Kerk kennelijk speelde, namelijk of Jezus’ Boodschap van liefde zich beperkt tot een beperkte groep of niet. Welnu, dat bijzondere verhaal over Petrus en Cornelius, de Romeinse Centurio, spreekt heldere taal. Cornelius – een héiden dus – wordt bewogen om Petrus te ontbieden, en Petrus wordt door de heilige Geest in een visioen aangespoord om in te gaan op de uitnodiging van Cornelius. Dat visioen zelf is door dat irritante verknippen en inkorten van de tekst hier weggevallen, maar dat betreft dat laken dat tot driemaal toe uit de hemel neerdaalt met allerlei onreine dieren erin en telkens die stem die zegt: ‘komaan Petrus: slacht en eet!’ In de daarop volgende ontmoeting met Cornelius wordt de betekenis van dat visioen hem duidelijk en maakt Petrus een ware bekering mee: de heilige Geest daalt neer op Cornelius en álle aanwezigen, wat voor hem een duidelijk signaal is dat hij zich voortaan óók moet richten tot de heidenen, de niet-Joden!

Het mag duidelijk zijn: God handelt zonder aanzien des persoons. God schenkt zijn Geest aan iéder goed mens die met een open en ontvankelijk hart bereid is te doen wat Hij van ons vraagt. Jezus’ Blijde Boodschap is een boodschap van liefde voor iédereen. Of, anders gezegd, Jezus’ zending is een universele zending: niet alleen voor volksgenoten of geloofsgenoten, maar voor iédereen!

Tot slot dan nog een woordje over die korte maar veelbetekenende Tweede Lezing uit de eerste brief van Johannes die wonderwel past bij zowel het Evangelie als de Handelingen. Hierin lezen we: ‘Iedereen die liefheeft is een kind van God en kent God’. En even verder: ‘God is Liefde’. Dit mag een duidelijke les en aansporing zijn voor ons allemaal: God is Liefde, en daarmee is Liefde heilig! Het is ook een duidelijke teréchtwijzing voor wie Liefde in een kwaad daglicht stellen, bijvoorbeeld liefde tussen partners die niet aan het standaardplaatje voldoen van man en vrouw. Nogmaals: Liefde is heilig, want God is heilig! Wie zich hiertegen keert, keert zich tegen het gebod van Jezus om lief te hebben zoals Hij óns heeft liefgehad.

Amen.

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrief