Essay VR 10 Jul

Wat kan het coronavirus ons leren?

Het vele nieuws over lijden en dood van zoveel mensen uit de eigen omgeving en uit nagenoeg de hele wereld na het uitbreken van de corona-epidemie heeft gezorgd voor heel veel angst. Ongekende maatregelen zijn afgekondigd om het virus zo goed als mogelijk in te dammen en ook om economische gevolgen enigszins te verzachten. Van tijd tot tijd werden er bovendien een aantal neveneffecten op een rijtje gezet met een positieve uitkomst. Vliegtuigen aan de grond en vermindering van het autogebruik, maar wel veel minder CO2-uitstoot met positieve gevolgen voor ons klimaat.

Door: Denis Hendrickx o.praem.

Wat meer dan twintig klimaatconferenties, demonstraties en dikke rapporten niet lukten, lijkt met het coronavirus voor het grijpen te liggen. Is het virus de gedroomde ‘agent of change’, de onverwachte ontknoping van het ecologische drama?

Gaan we gemeenschapszin, schone lucht en helder licht werkelijk zien als de herontdekking van nieuwe prioriteiten die ons leven waardevoller en rijker maken?

Vijf jaar na ‘Laudato Si’
Goed getimed – vlak voor de aangekondigde grote klimaatconferentie van Parijs – verscheen in 2015 de encycliek ‘Laudato Si’ van Paus Franciscus. Hij pleitte daarin met kracht voor integrale ecologie en een ecologische bekering die leidt tot inzet voor brede en diepe duurzaamheid. Breed omdat het gaat om vermindering van zowel milieuvernietiging en klimaatverandering als van armoede, ongelijkheid en conflict. En diep omdat het niet alleen gaat om technische en bestuurlijke maatregelen, maar ook om een fundamentele verandering van de manier waarop we met elkaar en met de aarde omgaan.

Het pauselijke document had een enorme invloed op de VN-klimaatconferentie van Parijs. Bijna alle landen sloten een akkoord met de afspraak alles in het werk te stellen om de stijging van de temperatuur wereldwijd te beperken tot 2ºC en te streven naar maximaal 1,5ºC. Toch werden er direct al kritische vragen gesteld. Zijn de gemaakte afspraken effectief? Zijn ze voldoende om klimaatverandering werkelijk in te dammen? Zullen eilanden en kustgebieden niet onderlopen? Zullen de weersomstandigheden niet zo extreem worden dat ze leiden tot afnemende voedselproductie en een groeiend aantal klimaatdoden en klimaatvluchtelingen? Zijn de afspraken wel rechtvaardig? Leiden die tot een verdedigbare verdeling van lasten en lusten tussen Noord en Zuid, arm en rijk, huidige en toekomstige generaties? Zullen ze nageleefd worden? Allemaal terechte vragen. En dan komt daar nog bij dat verschillende landen zich na 2015 uit het akkoord hebben teruggetrokken, of dreigen dat te doen. En misschien worden de economische gevolgen van de pandemie wel gebruikt om zich alsnog terug te trekken. Wat meer dan twintig klimaatconferenties en eindeloze debatten, rapporten en grootschalige demonstraties van bezorgde burgers – en onder hen vooral veel jongeren – slechts schoorvoetend op gang brachten, lijkt met het coronavirus voor het grijpen te liggen. Wat is dat toch? Waarom laten we ons gezeggen door een stom virus dat niet eens waarneembaar is, dat geen argumenten aandraagt? Waarom luisteren we niet naar de stemmen van bezorgde wetenschappers en burgers, naar de passie van mensen die begaan zijn met de natuur? Ik ben benieuwd of we die herontdekte gemeenschapszin, de schone lucht en het heldere licht ook werkelijk zien als de herontdekking van nieuwe prioriteiten die ons leven waardevoller en rijker maken.

Het is in ieder geval te hopen dat deze crisis meer zal zijn dan een verstoring, een rimpeling in de voortgaande geschiedenis van economisering en individualisering. Niet omdat het virus als een soort oppermacht verandering afdwingt, maar omdat wij zelf tot nieuwe inzichten komen over de prioriteiten van onze samenleving.

En het leefde al vóór de coronacrisis
Al vóór de crisis was duidelijk dat er geen gedeelde opvatting meer is over de vraag wat we tegenwoordig nog onder ‘vooruitgang’ verstaan. Hoewel we al een kleine vijftig jaar weten dat de draagkracht van de aarde wordt overschreden, weten we van geen ophouden. Innovatie en verdiencapaciteit zijn de enige drijfveren geworden voor de maatschappelijke ontwikkeling. Dat komt er onverkort op neer dat de uitputting van de aarde zo efficiënt mogelijk wordt georganiseerd. Daardoor werden we al vóór de coronacrisis in toenemende mate geconfronteerd met de wereldwijde effecten van de klimaatverandering. We zijn ook vergeten dat bij eerdere epidemische dierziekten in de intensieve veehouderij – ook in ons eigen land – al werd gevreesd en gewaarschuwd voor het overspringen van virussen van dieren op mensen, zoals dat nu vanuit China daadwerkelijk de oorzaak is geweest, met groot gevolg. Het ziet er naar uit dat de huidige virusuitbraak de zoveelste waarschuwing is voor de onhoudbaarheid van oneindige groei in een eindige wereld. “We komen er nu achter dat de ecologische kwetsbaarheid zich doorvertaalt in economische kwetsbaarheid. Dat hebben we decennialang niet willen horen en daarvoor betalen we nu een hoge prijs”, aldus prinses Irene in een vraaggesprek met de Volkskrant begin april van dit jaar.

En waar staat ons christen-zijn dan voor?
Klimaatverandering wordt doorgaans als een probleem opgevoerd, nauwelijks als een oproep tot vernieuwing van onze samenleving en cultuur. En dat was het toch waar vijf jaar geleden ‘Laudato Si’ toe opriep. Brede en diepe duurzaamheid met een religieuze grondslag en behorend tot het hart van kerk, geloof en theologie. Natuurlijk moeten we bijdragen om de CO2-uitstoot te verminderen, maar bovenal moet onze zorgzame, respectvolle liefde voor de schepping en al onze medeschepselen groeien. Immers – zo staat er geschreven – ‘God keek naar alles wat Hij gemaakt had en zag dat het zeer goed was’ (Gen. 1,31).

En wat betekent dit alles nu voor ons christen-zijn? Jezus gebruikt vaak beelden uit de natuur als hij uitlegt waar het koninkrijk van God voor staat. ‘Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse vader die ze voedt (…). Kijk eens naar de lelies, hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen’ (Matt. 6,26-29). Vaak onthouden christenen alleen dat Jezus hen meer zorg belooft, niet dat de God die hij verkondigt de vogels en de bloemen actief en liefdevol doet bestaan. Maar het is in zijn schepping dat God ons zijn belangeloze liefde toont. Aan ons wordt gevraagd daarop te antwoorden met liefde voor alle schepselen die allemaal onze zusters en broeders zijn. Daar draait het om bij duurzaamheid!

Zo wordt van christenen gevraagd het beeld van God te zijn ‘Wees volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is’, zegt Jezus (Matt. 5,48). Jezus heeft deze goddelijke volmaaktheid belichaamd in menselijke vorm. Deze komt neer op bewonderende aandacht voor wat klein is en gemakkelijk over het hoofd kan worden gezien; belangeloze zorg voor zomer 11 wat zwak is en gauw beschadigd raakt of gedood kan worden; blijde dankbaarheid voor wat om niet ontvangen wordt en als uitdrukking daarvan het bieden van herbergzaamheid aan wie dat nodig heeft. Het koninkrijk van God ‘is als een zaadje van de mosterdplant dat iemand meenam en in zijn tuin zaaide, waarna het groeide en een grote struik werd, waar de vogels van de hemel in de takken kwamen nestelen’ (Luc. 13,19). De natuur komt in de evangeliën ook naar voren als beeld van Gods vrijgevigheid. In het Johannesevangelie identificeert Jezus zich zelfs met de natuur wanneer hij over zichzelf en zijn betekenis spreekt. Hij vergelijkt zijn eigen sterven met het sterven van de graankorrel in de aarde om vrucht voort te brengen (Joh. 12,24). En hij noemt zichzelf een wijnstok waarvan zijn leerlingen de uitgegroeide vertakkingen zijn (Joh. 15,1-8).

Dit alles zegt niet alleen iets over God, Jezus en de gehoopte mensengemeenschap, maar ook over de bijbelse blik op de natuur. Die is er een van verwondering en bewondering. Toch verschijnt de natuur in het Nieuwe Testament niet als idyllisch en ondubbelzinnig, evenmin als de mensengemeenschap. Ranken van de wijnstok blijven soms onvruchtbaar en moeten dan worden verwijderd. Zelfs als zij wel vrucht dragen moeten zij worden gesnoeid om nog meer vrucht te dragen (Joh. 15,2). Het graan – grondstof voor voedsel – kan vermengd zijn met onkruid (Matt. 13,24-30). Goed zaad verdroogt soms door de zon of wordt, als het toch ontkiemt, verstikt door distels (Matt. 13,7).

In een gelovig verstaan betekent duurzaamheid niet alleen dat wij als mensen onszelf en de rest van de schepping hoop op toekomst te geven hebben, maar ook dat wij die hoop steeds opnieuw dankzij de schepping ontvangen. Naar wij geloven zal God uiteindelijk alles nieuw maken, hemel en aarde (Openb. 21,1-50).

Het coronavirus heeft ons samenleven op zijn kop gezet en daagt ons daarom nu vooral uit de vragen toe te laten wat werkelijk belangrijk is en wat er werkelijk toe doet. Bij het ordenen van ons samenleven na de crisis zal werken áán en in de richting ván duurzaamheid een belangrijke opdracht zijn. Duurzaamheid is een zaak van kleine stappen én van lange adem, van persoonlijke keuzes én van economische en sociale transities, van lokale initiatieven én van de mondiale aaneenschakeling daarvan, van kleine daden én van grote woorden en omvattende visies. Duurzaamheid vergt zowel gedrevenheid als bescheidenheid.

Natuurlijk is de epidemie een ramp, bijzonder voor hen die erdoor getroffen worden. Daar hoeven we niet blind voor te zijn. Te midden van alle angst en zorgen zagen we ook al het goede dat deze ramp onder mensen teweeg heeft gebracht. Rondom de coronacrisis waren er van tijd tot tijd gelukkig ook geluiden om ons samenleven eens kritisch te beschouwen. Biedt deze crisis niet ook onverwachte kansen?

Zou de pandemie niet het startpunt kunnen zijn van een eenvoudige levensstijl of een nieuwe economie? En zouden we als christenen binnen onze verschillende verbanden daarin niet het voortouw kunnen nemen? Oude, vaak diep christelijke waarden kunnen nieuwe betekenis krijgen: rust en aandacht voor elkaar, zorg voor de schepping, een duurzame levensstijl, een economie van het genoeg.

Veel belemmeringen en onzekerheden voor morgen heeft de crisis teweeg gebracht, maar misschien heeft ze ook nieuwe wegen voor morgen geopend.

Denis Hendrickx o.praem. is abt van de Abdij van Berne

Bent u door het lezen van dit artikel, dat eerder werd geplaatst in BERNE (zomer 2020), geïnteresseerd geraakt in BERNE, vraag dan een abonnement aan bij: secretariaat@abdijvanberne.nl. Of bij het secretariaat van de Abdij van Berne, Abdijstraat 49, 5473 AD in Heeswijk. Losse exemplaren vindt u ook in Berne Boekhandel in de Abdij/Priorij de Schans/ Priorij de Essenburgh/Sint Catharinadal en in de verschillende parochies van de Norbertijnen.

Reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Anderen lezen ook

Essay
Naar een transformatieve dialoog over landbouw en stikstof
Lees verder DI 04 Okt
Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrief