Bezinning ZO 18 Sep

De zwarte bladzijden van het misbruik

Aan het begin van 2010 kwam een groot aantal voorvallen van seksueel misbruik naar buiten. Wat in enkele omringende landen sterk in de openbaarheid was gekomen, kreeg een nadrukkelijk vervolg in ons land. Het aantal meldingen van misbruik noodzaakte veel religieuze oversten en bisschoppen een diepgaand onderzoek in te stellen. Onder leiding van oud-politicus dr. W.J. Deetman werd op verzoek van de Konferentie Nederlandse Religieuzen en de Nederlandse bisschoppen een onderzoek gedaan naar seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland.

Door: Denis Hendrickx 

Op 16 december 2011 publiceerde de commissie Deetman het eindrapport. Daarna heeft de heer Deetman nog onderzoek verricht naar seksueel misbruik van en fysiek en psychisch geweld jegens minderjarige vrouwen in de Rooms-Katholieke kerk. De afhandeling van klachten van seksueel misbruik wordt vanaf 2010 verricht door een onafhankelijke stichting ‘Beheer en Toezicht inzake Seksueel Misbruik Rooms-Katholieke Kerk’, waaronder de klachtencommissie die belast is met de beoordeling van de klachten en de compensatiecommissie die belast is met de beoordeling van de schadeclaims.

Zes jaar lang heeft het misbruik veel agenda’s van kerkmensen, religieuze instituten en vooral ook – want dat heb ik zelf aan den lijven mogen en moeten ervaren – het bestuur van de KNR beheerst. Iedere maandelijkse dag-vergadering werd voor zeker de helft in beslag genomen door allerlei aspecten rond het afkeurenswaardige misbruik.

De media waren er als de kippen bij. Hoezeer ik openbaarheid en grote transparantie ook voorsta, toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat in velerlei clichés in nogal kortzichtige beschouwingen Kerk, celibaat en seksualiteit en intimiteit op een en dezelfde hoop werden gegooid. Deetman concludeerde dat seksueel misbruik buiten de kerk een even groot probleem vormt, maar die conclusie en aanbeveling lijkt in de afgelopen jaren wat in de vergetelheid geraakt te zijn. Hoe jammerlijk helder deze conclusie overigens ook is, dit kan en mag geen excuus zijn. Seksueel misbruik is zo flagrant in tegenspraak met de evangelische boodschap van onvoorwaardelijke liefde en respect voor de medemens, dat het de Kerk ongeloofwaardig maakt. Daarom was en is het goed dat de waarheid gehoord moest worden.

Een eerste terugblik
Per 1 mei 2015 is het indienen van verjaarde klachten over seksueel misbruik gestopt. Aanvankelijk was het de bedoeling als uiterste datum 1 juli 2014 te kiezen. De voorzieningenrechter had echter tot verlenging besloten om overigens wel wat discutabele redenen. Dat verlengde termijn heeft er voor gezorgd dat alle klachten niet eerder dan het einde van dit kalenderjaar behandeld zullen zijn. Vanaf 1 mei 2015 geldt de algemene maatschappelijk geldende regeling van klachtenprocedures inzake seksueel misbruik. Daartoe is een nieuw reglement binnen de Nederlandse Rooms-Katholieke Kerk opgesteld. Alleen actuele klachten tegen nog levende personen die namens de Kerk een kerkelijke functie bekleden, kunnen en moeten binnen uiterlijk twee jaar na zo’n afschuwelijk misbruikgebeuren worden ingediend.

Terugkijkend op zes jaar behandeling van seksueel misbruik-meldingen en -klachten laat zien dat de Nederlandse bisschoppen en de Konferentie Nederlandse religieuzen uitermate serieus zijn omgegaan met de behandeling en afhandeling. Het gaat er niet om jezelf in deze op de borst te kloppen – daar is de ondervonden problematiek van zoveel slachtoffers te ernstig voor – maar kijkend naar ons omringende landen heeft de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland zijn nek ver uitgestoken. Er zijn weinig of geen voorbeelden te noemen waar klachten welke speelden na 1945, ingediend konden worden en bij gegrondbevinding het leed op grond van de huidige maatstaven gecompenseerd werd. Natuurlijk is daarmee het aangedane leed niet weggenomen, maar in ieder geval wel een nadrukkelijke intentie van erkenning en spijtbetuiging getoond.

Het is uitermate betreurenswaardig dat onze overheid zo nadrukkelijk is achtergebleven bij het serieus nemen van klachten betreffende seksueel misbruik. De constatering van Deetman cs. dat er jammer genoeg sprake was van een maatschappelijk brede problematiek, heeft nauwelijks echte doorwerking gehad in de niet-kerkelijke kringen. Achtereenvolgende ministers en Kamer-commissies hielden zich op de achtergrond. Wat zij van de Kerk vroegen, vergaten ze in eigen kring op te zetten en te ondernemen. “Van verjaring zou eigenlijk geen sprake mogen zijn”, riepen verschillende leden van de Kamer, maar verjaring was wel voortdurend het argument om maar niet aan de orde te stellen als het over eigen gelederen ging van met name jeugd en sport. “Compensatiebedragen moeten ruimhartig worden toegekend”, riepen volksvertegenwoordigers soms in koor, terwijl eigen compensatieregelingen slechts in bescheiden mate worden toegepast en veel minder royaal zijn dan die van de Kerk.

De Tweede Kamer haastte zich met enige regelmaat om nieuwe opdrachten in de maag te splitsen van de Kerk over nieuw onderzoek of langer werkende regelingen. Wilde de Tweede Kamer daarmee haar eigen erf schoonvegen? Je hebt nogal wat boter op je hoofd als je zo te werk gaat!

Er heeft zich een bijzonder merkwaardige situatie voorgedaan in het feit dat de voorzitter van de klachtencommissie opriep tot een algemene slotactie. Alle ongegrond verklaarde klachten zouden nog eens een keer tegen het licht gehouden moeten worden. Een en ander onder het mom van dat er misschien toch wel wat gebeurd zou zijn, maar bij gebrek aan steunbewijs moest de klachtencommissie een negatief oordeel uitspreken. De indruk blijft bestaan dat hier wel sprake is van een zekere omgekeerde wereld. In de reguliere rechtspraak lijkt me dit een uitermate discutabel uitgangspunt. En toen Deetman werd gevraagd hieromtrent te adviseren, heeft hij de Kerk onder zware druk gezet. Deetmans wil was wet! Voor eigen inbreng vanuit de Kerk over de wijze waarop de slotactie zou moeten worden ingericht, was geen gelegenheid. Was het het behoud van Deetmans eigen reputatie dat hierbij een rol speelde of is ook hij bezweken voor de soms wel uitermate suggestieve pers onder aanvoering van de NRC?

Hoezeer ook de problematiek zeker niet in financiële bedragen kan en mag worden uitgedrukt, is het toch goed te weten dat bisschoppen en religieuzen samen eind 2016 ruim elf miljoen euro aan voorbereidings- en begeleidingskosten hebben uitgegeven. Daarbij zijn dan niet inbegrepen de vele duizenden uren welke medewerkers van KNR en Bisschoppenkonferentie noodgedwongen hebben moeten besteden aan het voorbereiden en uitwerken van allerlei regelingen. Soms zijn er aan adviseurs en juristen wel erg hoge bedragen uitgekeerd, ondanks dat het ging om maar wat eenvoudig advieswerk voor overlegsituaties van het voorzittersoverleg van bisschoppen en KNR. En dan mag niet vergeten worden de kosten van klachtenbehandeling (waaronder de juridische kosten van de adviseurs die de klagers bijstonden) en compensatiebedragen hierbij niet zijn inbegrepen. Deze zijn en worden namelijk direct in rekening gebracht bij de orde, de congregatie of het bisdom waartoe de aangeklaagde behoorde of nog behoort.

Pijnlijke jaren
Herstel, erkenning en genoegdoening zijn voortdurend de rode draden geweest op die vele momenten dat seksueel misbruik aan de orde kwam. Het leed dat de slachtoffers is aangedaan, kan en mag niet vergeten worden; dat diende en dient voorop te staan. Maar er is ook een andere betrokkenheid welke veel pijn heeft gedaan en niet vergeten kan en mag worden. Veel kerkmensen en religieuzen zijn onheus bejegend vanwege ‘rotte appels’ uit hun midden. Maar is daarmee dan vergeten het vele positieve werk dat verricht is in dagelijks pastoraal werk, in onderwijs en zorg? Wordt er wel eens bij stilgestaan wat het betekent om als hogere overste voor een commissie ter verantwoording te moeten verschijnen om een aangeklaagde medebroeder/- zuster die al lang overleden is en zich daardoor niet meer kan verweren? Het is jammer dat die keerzijde nauwelijks aandacht heeft gekregen. Misschien kan het tij in dezen aan het einde van deze zwarte tijd nog keren. En dat alles laat onverlet dat de slachtoffers recht moet worden gedaan.

Denis Hendrickx is abt van de Abdij van Berne. Bovenstaand artikel werd geplaatst in het tijdschrift ‘Berne’ (nr. 3 van 2016).

Reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Anderen lezen ook

Bezinning
Onze toekomst: de bal ligt bij de mens
Lees verder DO 21 Dec
Bezinning
Abt Denis Hendrickx over overlijden Huub Oosterhuis
Lees verder DI 11 Apr
Bezinning
Verbondenheid in onzekere tijden
Lees verder ZO 26 Mrt
Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrief